Zijn oog is altijd op je gericht

Zijn oog is altijd op je gericht

maandag 6 oktober 2008

krekel of mier?

Wie kent er niet het prachtige verhaal van de krekel en de mier? Iedereen zal dit wel al eens gehoord hebben. De boodschap luidt dan duidelijk dat wie niet werkt ook niet zal eten. Eigenlijk is het toch niet op deze manier bedoeld, de boodschap van de schrijver is eerder een pleidooi voor de kunstenaar (de krekel) die te vaak onderschat werd en te weinig geapprecieerd. Ieder heeft zijn talenten, ieder is uniek maar niet iedere invulling wordt naar waarde geschat, dit was vooral zo in de tijd van de schrijver de La Fontaine.
Voor wie het nog nooit gehoord heeft volgt hieronder het verhaal.

Krekel en de mier.

De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door ’t gras
"Ik vrolijk je wat op," zei hij. "Kom, luister naar mijn lied."
Zij schudde nijdig met haar kop: "Een mier die luiert niet!"

Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.
Doorkoud en hongerig kroop hij naar 't warme mierennest.
"Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe 'k niet vlug!"
"Je weet dat ik aan niemand leen,"
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.


"Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?"
"Ik zong voor jou," zei zacht de krekel.
"Daaraan heb ik als mier een hekel!
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je 't warm!"
Wie leeft van kunst gaat door voor gek
Vaak lijdt hij honger en gebrek.


(Jean de La Fontaine 1621-1695)
Dit verhaal is al vaak op een andere manier verteld waarbij de nadruk dan vooral op de luiheid van de krekel en de bedrijvigheid en vooruitziende blik van de mier ligt. Het zou best kunnen dat het verhaal geinspireerd werd op de teksten uit het boek Spreuken. Daar staat: ‘Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs.’ (6:6) en ook ‘Een luiaard ploegt niet in de herfst, en vraagt zich in de zomer af waarom hij niet kan oogsten.’ (20:4).
In dit verhaal vinden we niet de barmhartige Samaritaan terug, toch niet in de oorspronkelijke versie. En ook de tekst uit Filippenzen 2:3 zou hierbij best wel in acht genomen worden (Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander). Zo zou de krekel de mier dus niet mogen bekijken als een dom beestje dat zich teveel uitslooft en nooit geniet en de mier zou dan ook zijn naastenliefde moeten gebruiken om de krekel bij te staan in de tijd van nood.
Maar goed, als we bij de spreuken blijven dan is de luiaard niet wijs, hij wacht totdat de dingen hem in de schoot komen vallen. Mieren daarentegen werken voor de toekomst en bereiden zich voor. Welk van de twee zou het meest tot de heerlijkheid van God leven, de luiaard of degene die niet lui is? Zoals Jezus verteld in de gelijkenis van de talenten (Matt 25) waarbij de heer zijn dienstknechten vraagt wat ze ermee gedaan hebben. Als Jezus dan kan zeggen: ‘Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar.’ Dat is dan toch wel beter dan dat Hij moet vaststellen: ‘Je bent een slechte, laffe dienaar’. Een luiaard of een arbeider, daar zit wel degelijk een verschil in.
‘Wat doen we nú?’ is de vraag. Ben ik bezig voor de Heer, op welke manier dan ook, of ben ik als een Hizkia die na zijn genezing bij zichzelf zei: ‘Dat betekent dat er zolang ik leef, rust en vrede zal heersen.’, waarmee hij bedoelde dat het zijn tijd nog wel zou duren en hij kon gaan luieren in plaats van zich voorbereiden en aktief te zijn. (2 Kon 20:19)
Wanneer Jezus terugkomt, hoe treft Hij ons dan aan? Terwijl we bezig zijn met de arbeid? Zijn we bezig met onze talenten handel aan het drijven, zaken aan het doen, stellen we ze in de dienst van onze Heer? Zijn we aan het bouwen aan onze eigen geestelijke groei en aan de Gemeente Gods? Zijn we noeste werkkrachten en dienstknechten in het Koninkrijk van God? Of voor de personen die iets te snel tevreden zijn: sloven we ons uit voor Hem of doen we niet meer dan wat er van ons verwacht wordt? Of wachten we liever zoals de luiaard en denken we bij onszelf dat we nog tijd genoeg hebben. Zijn we de mier die druk bezig is met voorbereiden op het grote feest of zijn we de krekel die nu al feestend door het leven gaat en zich niet bekommerd om de toekomst?